Asynchronous Transfer Mode (ATM)
Asynchronous Transfer Mode (ATM) is een netwerkprotocol, gebaseerd op pakketjes van 53 bytes, die door ATM-switches van de bron naar de bestemming worden gevoerd. Dit gebeurt over een Virtual Channel (VC) dat door het netwerk heen wordt aangelegd bij het opzetten van een verbinding. Een belangrijk kenmerk van een ATM-netwerk is dat het in staat is zogeheten Quality of Service te bieden. Dit betekent dat de prioriteit en de bandbreedte van de verbinding kunnen worden aangeven, en dat het netwerk deze zal garanderen. ATM wordt gestandaardiseerd door het ATM-Forum, opgericht in 1991.
Het protocol heeft drie lagen: een adaptatielaag, een ATM-laag en een fysieke laag. De adaptatielaag definieert het soort gegevensverkeer, en de daaraan verbonden Quality of Service. Zo zal spraak bijvoorbeeld een vaste bandbreedte toegewezen krijgen, terwijl video een variabele bandbreedte (zijnde een minimumbandbreedte met mogelijke piekwaarden) krijgt. De adaptatielaag segmenteert het verkeer in pakketjes van 48 bytes (de payload genaamd) en geeft dit pakketje door aan de ATM-laag. Deze voegt 5 bytes toe (de header) die de verbinding identificeren, en vormt zo de typische 53-bytes ATM-cel (vergelijk met een packet in het Internetprotocol). De fysieke laag zet deze bytes om in de correcte elektrische of optische signalen, afhankelijk van de kabel die wordt gebruikt om de gegevens te transporteren.